VerslagStartbijeenkomst Fabrieksmatige Woningbouw

Programma Ruimtelijke kwaliteit bij fabrieksmatige woningbouw

 

Dit is een gezamenlijk project van het College van Rijksadviseurs en de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit, in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Op donderdag 23 februari 2023 vond de startbijeenkomst plaats in Den Haag. Dit is het verslag.

Inleiding

Rijksbouwmeester Francesco Veenstra begint de startbijeenkomst met een pleidooi voor ruimtelijke kwaliteit bij fabrieksmatige woningbouw. Hij benoemt in zijn presentatie het belang van een nieuwe bouwcultuur en de Kwaliteitscriteria van het New European Bauhaus. Het vraagstuk van industriële en fabrieksmatige bouw gaat over een zoektocht naar kwaliteit, onder andere van processen, materiaal (biobased en natuurinclusief), de plek, het landschap en de context. Hierin benoemt Veenstra het belang van ‘toekomstdenken’ en het rekening houden met een veranderende demografie. Het huidige speelveld wordt gekenmerkt door een mismatch tussen aantallen en de vraag: Hoeveel gezinswoningen zijn er de afgelopen jaren bijgebouwd? Een focus op snelheid, tijd en geld levert geen ruimtelijke kwaliteit op, zo stelt Veenstra.

Om de woningbouwproductie te kunnen realiseren, met het tekort aan bouwvakkers en duurzaamheidsuitdagingen en de stijgende kosten van de bouw van woningen, zijn innovaties in de bouwsector noodzakelijk. We staan in vergelijking met de twintigste eeuw nu voor nieuwe stedenbouwkundige uitdagingen. De huidige bouwopgave moet voor een groot deel in de bestaande stad plaatsvinden. Het lege weiland zal eerder uitzondering dan regel zijn. De bouwopgave draait nu om differentiatie en verdichting, dus om het mengen van typen en categorieën.

Volgens de Rijksbouwmeester vraagt de huidige opgave om een goede samenwerking tussen ontwerper en producent/fabrikant door in te spelen op locatie-specifieke eigenschappen (stedenbouwkundig plan en landschap), het creëren van ruimte voor ontmoeting, het toepassen van meer biobased materialen, duurzaam bouwen en het onderzoeken van variatie in typologie en plastiek in de gevel. In dit proces spelen nieuwe vormen van samenwerking, verbinding en het inzetten van ontwerpers een belangrijke rol.

Pleidooi voor stedenbouw bij fabrieksmatige woningbouw

Frits Palmboom presenteert een stedenbouwkundig kader voor ruimtelijke kwaliteit bij fabrieksmatige woningbouw. Zowel stedenbouw als woningbouw omvat een belangrijke missie die verder gaat dan het bieden van onderdak; het zijn bouwstenen voor een samenleving en voor het bouwen aan een mooie stad voor iedereen. Wanneer je aan een stad bouwt, zo stelt Palmboom, gaat het over het maken van een plek voor iedereen en niet alleen voor de woonconsument afzonderlijk. Het is belangrijk om daarbij de trotse traditie die Nederland heeft op het gebied van bouwkunst, stedenbouwkundig ontwerp, vakmanschap en maatwerk in de stad te koesteren.

Tijdens de presentatie licht Palmboom een aantal lessen toe, waaronder: (1) een positieve les: het belang van intelligente standaardisatie, simpele en zorgvuldige bouwstenen ontworpen met mooie combinaties van elementen en met oog voor samenhang en stadsbeeld; (2) een negatieve les: het spookbeeld van de schraalheid, dictaat van de productiewijze, te grove bouwstenen met eenzijdigheid en inflexibiliteit als resultaat. Daarnaast benoemt Palmboom een aantal nieuwe stedenbouwkundige uitdagingen. Zoals de opgave bouwen in de bestaande stad: de transformatie van naoorlogse wijken, van oude arbeidersdorpen en van de ‘stad zonder stedenbouw’. En het ontwerpvraagstuk omtrent differentiatie en verdichting: het mengen van types, het mixen van koop/huur/sociaal/midden/duur en het combineren van eengezinswoningen, gestapelde bouw en flexwoningen.

Ook voor fabrieksmatige woningbouw is het inspelen op onregelmatigheden van het stadsweefsel een belangrijke stedenbouwkundige randvoorwaarde. Elk project heeft te maken met afwijkingen; een stompe hoek, afsnijding, knik of bocht in het stedelijk weefsel. Ook voor de fabriekswoningen geldt dat de relatie tussen gebouw en openbare ruimte dient te worden vormgegeven. In plaats van louter gladde dozen gaat stedenbouw over driedimensionaliteit, ritme, plastiek en reliëf. Straten worden over het algemeen overhoeks geregistreerd.

Palmboom sluit af met twee belangrijke vragen: biedt de soepelheid van het systeem voldoende mogelijkheid tot maatwerk op locatie? En: hoe organiseer je samenspel tussen programma, ontwerpen en bouwen? Palmboom benoemt daarbij het belang van stedenbouwkundige prestatie-eisen, zoals het belang van gezamenlijk door-ontwikkelen, innovatie, onderzoek en testen, de inzet van ontwerp-expertise zowel intern als extern, het gevaar van maximale ontzorgen en het belang van aanspreekbaar publiek opdrachtgeverschap en de rol van een kwaliteitskader.

Plan van aanpak

College van Rijksadviseurs & Federatie Ruimtelijke Kwaliteit Namens het projectteam, bestaande uit Iris Thewessen en Lena Knappers van het College van Rijksadviseurs en Vibeke Gieskes van de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit, presenteert Iris Thewessen het Plan van Aanpak voor de opgave ruimtelijke kwaliteit bij fabrieksmatige woningbouw. Het project gaat over het koppelen van twee maatschappelijke waarden: meer goede woningen op de korte termijn en het creëren van blijvende ruimtelijke kwaliteit. Doel van het project is het ontwikkelen van handvatten en richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit, in samenwerking met bestuurders, opdrachtgevers, bouwers, ontwerpers, overheden, ontwikkelen partijen, maar ook beoordelaars van kwaliteit. Thewessen geeft aan dat het delen van kennis en kunde binnen de markt en bouw in samenwerking met ontwerpers kan worden ingezet voor de woningbouwopgave. Welke governance past daarbij? Wie heeft welke rol en wanneer? Er wordt gevraagd naar de praktijkervaringen van de genodigden als input voor het traject.

3 Stellingen

1. Fabriekswoningen moeten in beleidsdocumenten (omgevingsvisies, beeldkwaliteitsplannen, stedenbouwkundige plannen) een ander kader krijgen ten opzichte van de traditionele bouw.

De eerste stelling benoemt het spanningsveld tussen de kaders die uitgaan van traditionele bouw en de realiteit van fabrieksmatige woningbouw. De aanwezigen in de zaal benoemen verschillende standpunten.

Er wordt beargumenteerd dat de toename van industrieel bouwen vraagt om concrete handvatten voor het bewaken van ruimtelijke kwaliteit. Industriële bouwproducten hebben een nieuwe vormgevingstaal. Met verouderde kaders proberen we nieuwe industriële producten te beoordelen. Er zal samengewerkt moeten gaan worden met de industrie om die kaders te bepalen. Zo staat bijvoorbeeld het huidige bouwbesluit duurzaamheid in de weg, en belemmert het bestemmingsplan bouw- en goothoogten.

Daarnaast wordt benoemd dat het huidige proces beter moet worden ingericht: praat vroeg in het proces over kwaliteit en content, om op tijd inzicht te krijgen in welke keuzes wanneer van toepassing zijn. Timing is hierbij belangrijk. Focus op de verschillende actoren in het proces, en zorg dat in een vroeg stadium de afspraken en prestatie-eisen worden gedefinieerd. Als beoordelaars van kwaliteit pas aan het einde van het traject aan zet zijn, kan dit gevolgen hebben voor de betaalbaarheid van een project. De omgevingsvisie en nieuwe adviesstelsels bieden kansen om op een eerder moment na te gaan wie er wanneer aan tafel moeten zitten en te bepalen wat de prestatie-eisen zijn. Er dient dan ook al nagedacht te worden over welke locaties zich lenen voor welk type project. Niet elke locatie is geschikt voor modulaire (woning)bouw.

Bij fabrieksmatige woningbouw speelt naast de driehoek van opdrachtgever, ontwerper en overheid, ook de bouwer een essentiële rol. De experts uit de zaal benoemen onder andere het belang van nieuwe publiek-private samenwerkingen. De Bouwstroom Noord-Holland is hier een voorbeeld van.

Tenslotte wordt opgemerkt dat het noodzakelijk is om scherp te krijgen wat alle verschillende begrippen en definities zijn die worden gebruikt als het gaat om fabrieksmatige woningbouw. Er is geen tegenstelling tussen traditionele en fabrieksmatige woningbouw. We zitten in een transitiefase waarin digitalisering in de bouw een steeds belangrijker rol krijgt.

2. De rol van de ontwerper is essentieel op alle schaalniveaus.

De tweede stelling gaat in op het spanningsveld tussen het ontwerpen van een woonproduct versus een uniek woningbouwproject in zijn omgeving.

Vanuit de zaal wordt benadrukt dat als we betaalbaar en sneller willen bouwen, het van belang is om op een nieuwe manier naar de rol van de ontwerper en de kansen van digitalisering en massaproductie te kijken. Waarom zouden we een woning niet veel meer met een massaproduct zoals de auto kunnen vergelijken? Een woning zou dan eerder gezien kunnen worden als een industrieel product in plaats van een uniek project. Door te voorkomen dat er op elke locatie nieuwe procedures en kwaliteitseisen worden gesteld, zou er veel snelheid gewonnen kunnen worden. Dit is essentieel nu er bij veel corporaties en gemeenten een groot gebrek is aan capaciteit.

Daar wordt tegenin gebracht dat we moeten oppassen met de term ‘woonproduct’. Een woning is geen product, maar wortelt op de plek waar iemand leeft. De centrale vraag is: hoe maken we fijne buurten en wijken? Bij woningbouw moet het over de binding met een plek gaan, en ook over schoonheid. Dit is een integrale opgave waarbij verschillende disciplines nodig zijn, waaronder die van de architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur. Het pleidooi van Frits Palmboom is een uitnodiging om met elkaar aan de slag te gaan en na te denken over de context. Wanneer het gaat over het ontwerpen van nieuwe woonwijken, woningen en woningplattegronden met het oog op de relatie met het landschap en de stad, sociale cohesie, efficiency én schoonheid blijft Bauhaus een inspirerend voorbeeld.

3. Van de focus op snelheid en aantallen moeten we de focus verleggen naar uitwisselbaarheid van de systemen en ons meer richten op locatie specifieke opties.

De derde stelling gaat over het spanningsveld tussen woningaantallen en snelheid versus de uitwisselbaarheid van het systeem en de mogelijkheden om in te spelen op de stedenbouwkundige context.

Er wordt benadrukt dat het van belang is om verschillende bouwsystemen uitwisselbaar te maken. Doordat er nu fabrieksmatige woningen geproduceerd worden, zonder dat er technische uitgangspunten gelden voor die woningen, is het toekomstig samenvoegen van verschillende ‘merken’ vaak nog niet mogelijk. Dit leidt tot mindere kwaliteit en geen flexibiliteit om in te kunnen spelen op veranderende omstandigheden.

Robotisering, parametrisch ontwerpen en digitalisering bieden mogelijkheden om de uitwisselbaarheid van systemen te vergroten en ervoor te zorgen dat een woning gemakkelijk aangepast kan worden

 

Bij dit programma zijn de volgende partijen betrokken:

Rijksoverheid, provincies, gemeenten, adviescommissies ruimtelijke kwaliteit, Bouwstromen in verschillende provincies, Aedes, Neprom, IVBN, Netwerk Conceptueel Bouwen, Platform 3D Modulaire Woningbouw, Architectuur Lokaal, ruimtelijk ontwerpers (landschapsarchitecten, stedenbouwkundigen, architecten), Vereniging Stroomversnelling, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, universiteiten, Academies van Bouwkunst, onderzoeksinstellingen, Bouwcampus.

Nieuwe Publicaties

Onderstaande publicaties zijn zolang de voorraad strekt, tegen verzendkosten te bestellen bij de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit: info@ruimtelijkekwaliteit.nl

  • Jaarverslag over 2022Jaarverslag over 2022

    In 2022 groeide de formatie van de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit en werden er tal van initiatieven genomen en activiteiten ontplooid. Financieel waren er de nodige tegenvallers.

    lees verder

  • Ruimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige WoningbouwRuimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige Woningbouw

    Meer goede woningen op de korte termijn én blijvende ruimtelijke kwaliteit met elkaar verenigen is het doel van het traject Ruimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige Woningbouw

    lees verder

  • Duurzame StadsgezichtenDuurzame Stadsgezichten

    De huizen in beschermde stadsgezichten worden ook verduurzaamd. Hoe is dat mogelijk zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke kwaliteit en de erfgoedwaarde?

    lees verder

Federatie Ruimtelijke Kwaliteit